zigzaggend over het strand
“Je gaat zigzaggend over het strand.” Hij kwam naast me rennen en deed zijn oortjes uit want eigenlijk wilde hij wel een verklaring voor wat ik aan het doen was.
Vragend en een beetje bezorgd keek hij me aan. Want zigzaggend over het strand was raar. Dat zou een normaal mens vast niet doen. Er zou dus wel iets met me aan de hand zijn.
Het was nog vroeg maar de zon straalde al warm vanaf de duinen over het strand en om te voorkomen dat hij de hele tijd aan één kant van mijn lijf zou branden rende ik met bochten over de harde strook zand langs de vloedlijn. Een andere hardloper was het opgevallen.
Nog steeds met opgetrokken wenkbrauwen maar gerustgesteld toen ik voor opheldering had gezorgd, deed hij zijn oortjes weer in en rende verder. Ik was nog steeds best wel raar maar verder in elk geval wel in orde.
Zelf rende ik ook verder. Niet alleen zigzaggend maar nu ook nadenkend over de korte ontmoeting. Ergens voelde ik me dankbaar voor de bezorgdheid maar waarom was afwijken van wat men normaal vindt daar eigenlijk reden toe.
Waarom mogen dingen liever niet anders zijn en moet je dan bij voorkeur terug in het gareel. Tot maar genoeg andere mensen je gaan navolgen natuurlijk. Dan mag je weer vrij. Word je in enkele gevallen zelfs op handen gedragen door dezelfde mensen die je eerder nog in het harnas wilden proppen.
Zigzaggend over het strand rennen is niet baanbrekend maar wat anders is dan zogenaamd normaal, is een uitnodiging om te kijken met andere ogen en je te laten verwonderen en mag wat mij betreft worden gevierd.
Omdat het ruimte maakt en een ingang biedt naar tolerantie en groei en de prachtig gekleurde en vrije wereld die dan mag ontstaan.